Vandaag verscheen de modebijlage van Trouw, met daarin een groot artikel ver Enschede Textielstad. Klik op ‚lees meer‘ om het hele artikel te lezen:
Wie: Annemieke Koster (26), voormalig online marketeer
Wat: begint onder de noemer ‘Enschede Textielstad’ een textielfabriek en wil de nagenoeg weggevaagde lokale industrie weer nieuw leven inblazen
Door: Sarah-Mie Luycx
‘Momenteel ben ik bezig met de aanschaf van een textielmachine, een oldtimer met een schietspoel uit 1972. Nog voor het einde van dit jaar wil ik daarmee blauwe denim gaan maken, een stof die niet erg trendgevoelig is. Daar loop je dus minder risico mee dan bijvoorbeeld gele zijde die volgend jaar weer uit de mode kan zijn. De garens waarmee ik ga weven zijn gesponnen van gerecycled spijkergoed en snijafval uit de confectie-industrie
Het plan voor een eigen textielfabriek kwam na de ineenstorting van textielfabriek Rana Plaza in Bangladesh in april 2013, waardoor 1100 doden vielen. Ik vond het opvallend dat de massale discussie die daardoor op gang kwam alleen ging over de arbeiders die kleding in elkaar zetten. Er was weinig aandacht voor de mensen die eveneens onder erbarmelijke omstandigheden de stoffen voor al die goedkope confectie weven en verven.
Eerst wilde ik daar zelf onderzoek naar gaan doen en er artikelen over schrijven, maar al snel dacht ik: ik kan het ook zelf gaan doen om te laten zien dat het anders kan. Duurzaam en lokaal – in mijn woonplaats Enschede, waar door de concurrentie van de lagelonenlanden de textielindustrie begin jaren zeventig jammer genoeg grotendeels verloren is gegaan.
Inmiddels heb ik mijn eerste grote order binnen van Noppies, een merk in zwangerschapskleding. Dat wil circa 1000 meter chambray, een dun soort denim; genoeg om de productie mee op te starten. Omdat er steeds meer modelabels komen die duurzaamheid belangrijk vinden, verwacht ik genoeg opdrachten te krijgen. Bovendien is er behoefte aan vraaggestuurde productie. Kleinere merken die in het Verre Oosten stoffen bestellen, moeten grote hoeveelheden inkopen, terwijl ze die niet nodig hebben.
Tijdens de anderhalf jaar dat ik nu bezig ben, heb ik veel support gekregen.Van de gemeente die natuurlijk graag ziet dat er weer meer bedrijvigheid komt in de stad. Zij helpt me momenteel met het zoeken van een geschikt pand. En ook de Enschedese hbo-opleiding Fashion & Textile Technologies heeft me geholpen. Daarvan kiezen de meeste studenten voor de commerciële richting, terwijl de docenten zouden graag zien dat er mede door mijn onderneming meer belangstelling komt voor de technische kant van het vak, waaronder het weven. Daarvan heb ik de beginselen geleerd van aantal voormalige wevers die in museum TwentseWelle demonstraties geven. Zij waren heel blij dat ik bij ze aanklopte. ‘Als wij er straks niet meer zijn, gaat ook ons ambacht verloren’, zeiden ze.
Ik hoop met mijn fabriek de textielindustrie in Enschede een boost te geven. Dat anderen mijn voorbeeld volgen. Ik vind dat geen utopisch plan. ‘Reshoring’ –het dichterbij halen van de productie- is heel actueel. Confectiebedrijven willen meer zicht en invloed hebben op hun textielorders. Natuurlijk moeten ze daarvoor bij mij meer betalen, omdat ik in Nederland produceer. Maar dan krijgen ze wel stoffen met een goed verhaal erachter. Iets wat volgens mij steeds meer consumenten willen.